Biologische angst rond slapen laat zich niet uitdoven; richt je op positieve associaties!


Marilene de Zeeuw legt uit hoe zij als cognitief gedragstherapeut, IMH-specialist en Vroeg Columnist kijkt naar slapen en het gebruik van technische termen uit de Leertheorie die de basis vormt voor het behandelen van angst door middel van cognitieve gedragstherapie. Maar niet elke angst leent zich voor deze aanpak, vertelt én zingt ze in deze column.

In sommige handboeken, slaaptrainingen en richtlijnen over het zelfstandig leren slapen van jonge kinderen, wordt het woord extinctie, ofwel ‘uitdoving’, gebruikt. Wat hiermee meestal wordt bedoeld, is eigenlijk systematische desensitisatie. ‘Uitdoving’ of ‘extinctie’ van angst is het gevolg van de procedure systematische desensitisatie. Waar komen de begrippen vandaan? Wat betekenen de begrippen in de context van zelfstandig slapen en wat zijn de grenzen als je naar de menselijke biologie kijkt? Als cognitief gedragstherapeut zie ik in de praktijk dat deze gedragstherapeutische termen worden toegepast in situaties waar ze niet van toepassing zijn, door professionals die niet genoeg weten van de leertheorie en leerprincipes. Feitelijk gaat het over een foutief gebruik van termen. Daarom heb ik een heel simpel liedje over een best wel ingewikkeld onderwerp gemaakt. 

Liedje: “Uitdoving, Associaties en Slapen”

(Op de melodie van een eenvoudig kinderliedje, zoals “Twinkle, Twinkle, Little Star”)

Angst begeleiden, stap voor stap,
Met warme steun en niet te rap
Ouderschapswaarden zijn kwetsbaar,
Leertheorie is praktisch waar.
Cue sensitief is oeroude trend
Daar zijn wij snel aan gewend. 

Laten huilen: een oud idee,
Vaak te heftig; dus passé.
Graduele stappen, zacht en klein,
Voor de kleintjes geen centje pijn.
Samen ademen we heel diep,
Mindfulness totdat je sliep.

Baby’s huilen ’s nachts met kracht,
Zoeken ouders, zoals verwacht.
Het is geen angst, maar een instinct,
Dat primaten aan elkaar verbindt.
Baby’s slapen al in de buik
Alleen slapen is een nieuw gebruik.

Coregulatie bouwt een stevig brein,
Baby’s voelen dat ze veilig zijn
Peuters worden naar bed gebracht
met nabijheid voor een fijne nacht.
Voorlezen, knuffels en een lied erbij,
Brengen rust en maken blij.

[Refrein]
Angst begeleiden, stap voor stap,
Met warme steun en niet te rap
Shaping hier, associaties daar,
Je gedachten hoeven niet waar.
Neuroprotectie is het doel
Acceptatie van babygevoel.

Waar komen de begrippen vandaan? 

De leertheorie

De basis van leertheorie begint bij Ivan Pavlov, een Russische fysioloog die het principe van klassieke conditionering ontdekte. Pavlov deed experimenten met honden waarbij hij ontdekte dat ze automatisch begonnen te kwijlen wanneer ze voedsel zagen. Vervolgens koppelde hij een neutrale stimulus — het geluid van een bel — aan het voedsel. Na herhaaldelijk samen aanbieden, begonnen de honden te kwijlen bij het horen van de bel, zelfs zonder dat er voedsel was. Dit werd ‘klassieke conditionering’ genoemd: een neutrale stimulus wordt een geconditioneerde stimulus door herhaalde associatie. Dit principe ligt aan de basis van hoe we leren door associaties. De experimenten van Mary Cover Jones in 1924, de moeder van de gedragstherapie, zijn hierin baanbrekend geweest. Geïnspireerd door Watson’s werk met de 9 maand oude Little Albert, het jongetje dat in 1920 angstig raakte voor een rat toen hij stelselmatig leerde dat het zien van een rat samenging met het geluid van staal-op-staal, stelde Cover Jones de vraag of dezelfde leertheoretische principes gebruikt konden worden om angst te verminderen. In haar beroemde “Little Peter”-experiment behandelde ze de angst van de driejarige Peter voor witte konijnen door “directe conditionering”: het systematisch koppelen van een positieve stimulus (zoals snoep) aan de angstige stimulus (het konijn). Ze begon met het konijn op veilige afstand van Peter te houden en bracht het dier langzaam dichterbij terwijl Peter genoot van zijn favoriete eten. Uiteindelijk kon Peter het konijn aanraken zonder angst. Dit experiment wordt beschouwd als een mijlpaal in gedragstherapie en de eerste praktische toepassing van contraconditionering.

Deze studie legde niet alleen de basis voor de techniek van systematische desensitisatie – angstreacties verminderen door een mens geleidelijk bloot te stellen aan angstwekkende stimuli, terwijl hij of zij tegelijkertijd ontspanningstechnieken toepast – maar vormde ook een belangrijk uitgangspunt voor moderne behandelingen van fobieën en trauma’s. Het toont aan hoe zorgvuldig opgebouwde positieve associaties angst verminderen en zelfs volledig kunnen verdwijnen.

Biologische grenzen aan leertheorie

Biologisch verankerde angst, zoals separatieangst bij jonge kinderen als ze moeten slapen op een andere slaapplek, kun je wel proberen uit te doven, maar systematische desensitisatie is hiervoor niet bedoeld. Hopelijk is dat duidelijk geworden uit bovenstaande uitleg: het werkt bij neurotische angst, dus angsten die zijn ontstaan of ontwikkeld. Hoewel gedragstherapie krachtige technieken biedt om gedrag te veranderen, wordt het leervermogen beperkt door biologische predisposities, instincten, en evolutionaire adaptaties. Dit benadrukt dat leren plaatsvindt binnen de grenzen van wat evolutionair en biologisch zinvol is voor het organisme. Bijvoorbeeld, om het praktisch te maken: je kunt een duif wel leren tafeltennissen met een pingpongbal, maar niet leren voetballen.
Uitdoven van het verlangen om nabij ouders te zijn of uitdoven van het verlangen om de aanwezigheid van ouders ‘s avonds of ‘s nachts op te merken, zal nooit helemaal lukken. Deze angst heeft een biologische bron: alle jonge kinderen willen dicht bij hun ouders zijn, passend bij onze primatenafkomst. Zodra kinderen ziek of gespannen zijn, zie je vaak een terugval in eerdere stappen als het gaat om zelfstandig slapen. Ze zullen weer opnieuw huilen om hun ouders. Of, als ze kunnen kruipen of lopen, pogingen doen om hun ouders ’s nachts te bereiken. Baby’s die te vondeling zijn gelegd weten ook na dagen met huilen nog de aandacht van mensen te trekken. Dit huilgedrag is biologisch verankerd: nabijheid zoeken bij volwassenen is aangeboren en passend bij ons overlevingsinstinct. Het gehechtheidssysteem is actief: als je je naar of gestrest voelt, wil je graag dichtbij je hechtingsfiguren zijn. En als die er niet zijn: andere levende wezens zoals je broer, zus of huisdier. Dat dient je overleving en dat is maar goed ook. Daarom is het volstrekt normaal dat jonge kinderen regelmatig ‘s nachts om hun ouders roepen: tot hun kleuterperiode zo’n 1 a 2 keer per nacht gemiddeld. 

Zelfstandig slapen: positieve associaties creëren

Zelfstandig slapen in een eigen kamer, zoals we in Europa en Noord-Amerika als culturele norm hebben, vereist daarom een zorgvuldig opgebouwde reeks van positieve associaties. Het kind moet gradueel leren dat het eigen bed een veilige, prettige plek is, waar hij of zij voldoende positieve gevoelens bij kan ervaren. Dit wordt bereikt door het slapen te koppelen aan voorspelbare, warme rituelen zoals voorlezen, een knuffel en een geruststellend slaapliedje en cue-sensitief reageren van ouders. Deze positieve associaties moeten consistent worden onderhouden, anders zullen ze door gebrek aan bekrachtiging uitdoven. Elke positieve ervaring in de relatie met ouders in de avond en nacht versterkt het gevoel van veiligheid en vertrouwen. Dit proces vergt bij de meeste kinderen tijd, herhaling en sensitieve afstemming op de behoeften van het kind, zodat zelfstandig slapen niet alleen een aangeleerde vaardigheid wordt, maar ook een bron van rust en geborgenheid blijft. Als er strijd, huilen, angst, irritatie, bevriezen en dissociatie verbonden raken aan of wel alleen slapen… je raadt al wat er dan gebeurt, geredeneerd vanuit de leertheorie: grote en kleine mensen gaan de situatie haten én vermijden waar kan. Kortom: veilig en rustig alleen slapen, indien gewenst, heeft voldoende positieve associaties nodig, die onderhouden blijven. Hetzelfde geldt natuurlijk voor veilig en rustig samen slapen, maar daar zijn positieve associaties als vanzelf ingebakken in de situatie. Alhoewel ik kleine kinderen aanzienlijk minder hoor protesteren over negatieve associaties met veilig samen slapen.



Marilene de Zeeuw
Klinisch psycholoog, gespecialiseerd in de ontwikkeling van jonge kinderen en hun gezin. Ze werkt op de afdeling Medische Psychologie in het Ziekenhuis Rijnstaete in Arnhem en bij IMH Nederland (Infant Mental Health) als Specialist Peripartum Infant Mental Health Behandelen.

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Een abonnement kost slechts €30,- per jaar.

Ontdek ons Vroeg-magazine

Vakblad Vroeg is er voor professionals die werken in de geboortezorg en met kinderen tot zeven jaar en hun ouders. Sleutelwoorden zijn preventie, vroegtijdige onderkenning en vroeghulp. Ons kwartaalmagazine biedt achtergrond en verdieping. Een abonnement kost slechts € 30,- per jaar.

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Meld je aan voor de nieuwsbrief

Op de hoogte blijven van alle ontwikkelingen op het gebied van de geboortezorg en de zorg rond het jonge kind en zijn ouders? Schrijf je dan in voor onze tweewekelijkse nieuwsbrief.

"*" geeft vereiste velden aan