Kinderen gaan rond de twee, drie jaar een eigen willetje ontwikkelen. Iets niet willen eten hoort daarbij. “Bij de meeste kinderen gaat dit wel weer over, maar niet bij allemaal. Om hen tijdig te signaleren, zouden we alerter moeten zijn op de risicofactoren”, vindt Diana Kroes. Zij pleit in dit kader voor meer laagdrempelige voorzieningen.
In haar werk bij Seys Centra heeft Kroes te maken met twee soorten voedingsproblemen. “De ene categorie betreft kinderen die alle voeding weigeren en dus afhankelijk zijn van sondevoeding of andere additionele voeding. Daarnaast zijn er kinderen die heel selectief eten. Dan bedoel ik niet gewoon kieskeurig, maar zo selectief dat ze ook sociaal in de problemen komen. Ze kunnen bijvoorbeeld nooit bij een vriendje of vriendinnetje eten of mee op schoolkamp. Thuis eten ze absoluut niet met de pot mee. Het gaat dus veel verder dan geen boontjes of zo lusten. Het weigeren van voedsel resulteert regelmatig in een proces van succesvolle vermijding en verstoorde ouder-kindrelaties.”
Risicofactoren
Er spelen meerdere risicofactoren bij eetproblemen in de peuterleeftijd. Deze verdeelt Kroes onder in drie categorieën. “Allereerst zijn er biologische factoren zoals reflux of allergische reacties waardoor eten als onplezierig wordt ervaren. Deze komen vaak voor bij kinderen waar lichamelijk iets mee aan de hand is. Psychologische factoren kunnen eveneens een rol spelen. Hierbij kan het gaan om kinderen met ASS of met een sterk temperament, maar ook om angstige kinderen of kinderen met angstige ouders. Tot slot open kinderen die iets traumatisch hebben meegemaakt een verhoogd risico om een negatieve leergeschiedenis op te doen met eten.”
Meer focus nodig
Veel van de kinderen hebben al te maken met een vorm van hulpverlening, maar zonder dat er oog is voor het risico op het ontwikkelen van een eetprobleem. “Bij kinderen met een ziekenhuisgeschiedenis zijn artsen vaak vooral bezig met hoe zij weer voldoende kunnen gaan eten om te groeien. De psychologische ontwikkelingskant rond het leren eten krijgt daarbij veel te weinig aandacht. Daar is nog winst te behalen. Ten aanzien van de selectief etende kinderen denk ik dat zorgprofessionals beter kunnen letten op de risicofactoren en de opeenstapeling hiervan. Eerder aan de bel trekken vergroot de behandelingsmogelijkheden.”
Probleem is volgens haar wel dat er te weinig laagdrempelige voorzieningen zijn om deze kinderen en ouders in een vroeg stadium bij te staan. “De Seys Centra dienen meer als een ‘last resort’. Voor men bij ons komt, moeten ouders eigenlijk al andere hulp hebben gehad. Helaas zien we dat daarvoor de laatste jaren binnen de jeugdzorg steeds minder mogelijkheden zijn. Het gebrek aan organisaties die zich hiermee bezighouden is eveneens een hiaat in de hulpverlening.”
Workshop op 7 juni
Tijdens het congres ‘Eetproblemen bij jonge kinderen’ op 7 juni verzorgt Diana Kroes samen met haar collega drs. Malou Houthuijzen een workshop over het behandelen van hardnekkige eetproblemen. “Wij beginnen met een toelichting op het biopsychosociale model, waarin ook informatie is verwerkt over risicofactoren die cumulatief bijdragen aan het ontwikkelen van een eetprobleem. Hoe kun je die factoren herkennen en wanneer moet je alert zijn als ouder of als hulpverlener? Ook vertellen we over de verschillende vormen van eetproblemen en hoe deze zich afhankelijk van de leeftijd van een kind kunnen manifesteren. Tot slot gaan we in op effectieve behandelingsmethoden bij gevallen van zeer ernstige en hardnekkige voedselweigering.”
Klik hier voor meer informatie over het congres ‘Eetproblemen bij jonge kinderen’