Jonge kinderen zijn nog heel afhankelijk van volwassenen. Dit maakt hen extra kwetsbaar als er dingen niet goed gaan. De veiligheid van het kind is dan in het geding. Toch zijn we geneigd om, meestal over hun hoofd heen, vooral met de volwassenen rond het kind te praten. Ten onrechte slaan we daarbij kinderen zelf vaak over. Wel vraagt het praten met kinderen over mishandeling of misbruik tact.
Marike van Gemert
Een kind dat er moe en bleek uitziet of zich plots agressief gedraagt. Blauwe plekken in de hals of een kind dat vertelt over nachtelijk geweld. Bij zorgen over de thuissituatie van kinderen, zien we dit vaak als eerste signalen bij het kind. Toch wordt er op zo’n moment lang niet altijd met kinderen gesproken. Hoe jonger het kind, hoe ingewikkelder veel professionals het vinden om in gesprek te gaan over signalen van onveiligheid. Het gevolg is dat kinderen zich vaak lange tijd onvoldoende gezien, gehoord en geholpen voelen. Kinderen die opgroeien in een onveilige thuissituatie hebben recht op een luisterend oor, steun, informatie en inbreng. Ook, of misschien wel juist, jonge kinderen. Een voorwaarde daarbij is uiteraard wel dat ze over taal beschikken. Hoe help je kinderen om te vertellen wat hen bezighoudt en te begrijpen wat er speelt?
Bied extra veiligheid
Voor jonge kinderen kan een gesprek op zichzelf al spannend zijn. Als je het kind goed kent en het zich vertrouwd bij je voelt, kan het helpen om fysieke nabijheid te bieden. Ook kun je het gevoel van veiligheid vergroten door de situatie zoveel mogelijk voorspelbaar te maken. Bijvoorbeeld door altijd eenzelfde volgorde te hanteren: eerst iets te spelen kiezen en dan samen kletsen. Of door te vertellen wat je na het gesprek gaat doen: ‘Ik ga ook met mama praten. En dan kom ik daarna weer bij jou om te vertellen wat we hebben afgesproken’. Geef het kind regie waar het kan: ‘Zullen we samen eens kijken welke knuffels je mee wilt nemen, nu je naar oma gaat?’ Maar het belangrijkste is misschien wel het maken van echt contact met het kind: sluit aan bij zijn belevingswereld of activiteit van dat moment. Toon oprechte interesse. Laat iets van jezelf zien, waardoor je meer ‘mens’ wordt: ‘Ik houd ook van Lego’. Of: ‘Jullie hond is net zo ondeugend als die van mij!’ Het is veel minder eng om met een mens te praten, dan met een professional.
Benoemen
Bedenk wat je op dit moment van dit kind kunt verwachten. Misschien kan het kind vanwege zijn jonge leeftijd niet altijd de informatie geven waar je op hoopt. Maar dan kun je wel een indruk krijgen van hoe het met hem gaat en hoe hij zijn situatie beleeft. Benoem naar het kind waarom je met hem wilt praten. ‘Ik zie jou steeds in slaap vallen in de klas. Dus ik vroeg me af: hoe heb je vannacht geslapen? Daar wil ik even met je over praten’. Daarbij ben je vaak meer tot steun als je je richt op het kind zelf in plaats van op het verzamelen van informatie. (….).
Lees gratis pdf-bestand
De opgenomen tekst in dit bericht zijn de eerste alinea’s van een artikel in een eerdere editie van ons VROEG-magazine. Klik hier om het artikel in z’n geheel te lezen.